Willen Jan Otten: 'Uw zoon is klaar met pasen'

Gepubliceerd op: 2 februari 2016 14:00

Willem Jan Otten laat in zijn boek ‘Specht en zoon’ de hoofdpersoon deze zin zeggen tegen zijn opdrachtgever voor wie hij een schilderij van zijn zoon zal maken. Zo’n zin zet me aan het denken, want als op pasen (de dag waarop Jezus opstaat) ‘een zoon’ ‘klaar is’, is dat vast niet toevallig. Dit jaar denken we met elkaar na over de vraag: hoe deel je je passie of geloof? Vroeger bleven we in Nederland ieder keurig binnen de eigen zuil of leefsfeer. We respecteerden elkaars mening en voor de rest leefde ieder in de eigen sfeer.

Als dominee zou ik me nooit op de site van de bibliotheek over mijn passie of geloof uitlaten. Maar tegenwoordig zijn de zuilen verdwenen en kan het gebeuren dat een paar moeders me op school me vragen waarom ik geloof. En als ik me daar met een paar woorden vanaf wil maken, rustig doorvragen: ‘ik vind het wel indrukwekkend hoe je er kracht uit haalt. Hoe werkt dat dan?’
Schrijver en dichter Willem-Jan Otten, die een aantal jaren geleden geloof een grotere plek in zijn leven gaf, moet daar ook mee zitten. Hoe geef je je nieuwe passie of geloof een plek in je literaire werk? In het boek verschijnt niet toevallig een gehaaide interviewster die er nogal kritisch en lacherig op reageert. De schilder laat zich tegenover haar ontvallen dat hij van plan is op het lege doek een piëta te schilderen. “Een piëta? Ik schrik er zelf van: ik ben ook gek ook, een piëta, ik zei maar wat en die trut neemt het nog serieus ook, geen greintje gevoel voor ironie.” Uiteindelijk wordt het portret een liggend naakt, dat schuin over het doek heen geschilderd wordt en blijkt de zoon die weergegeven wordt, schijndood. Toch een piëta dus. ‘Dat ligt er wel dik bovenop’ denk ik als ik het lees en ook verder zit het boek vol met religieuze verwijzingen en symbolen. Zo vol dat het me te denken geeft.


Misschien komt het doordat de vorm van het boek sober is. Met geconcentreerde zinnen wordt het verhaal verteld vanuit het bijzondere perspectief van het te beschilderen doek. In de gesprekken met de vrouw van de schilder wordt telkens een tipje van de sluier opgetild. Bijvoorbeeld waarom het doek als het eenmaal klaar is de kijker zo raakt. Het heeft alles te maken met de onschuld van de zoon.
Terwijl ik het boek lees, zoek ik naar de betekenis. Waarom gaat het over onschuld? Waarom irriteert Otten zijn lezers met soms overdreven symbolieken? Het lijkt wel of hij je als lezer wil laten ontdekken dat je om te scheppen dwars door alle kritiek, ironie en lacherigheid heen moet durven gaan. Zelfs symbolen of situaties die je irriteren moet onderzoeken. Om naar de kern van een mens te reiken, of de kern van het bestaan. En te geloven dat er onschuld is, ook al is die soms bezoedeld. Maar toch, in elk mens kun je zo’n pure kern ontmoeten. Ik zou zeggen: ‘Elk mens draagt Gods licht in zich’. Om te scheppen moet je het proces ondanks je twijfels en kritische grapjes durven aan te gaan. En datzelfde geldt voor je passie of geloof. Op zoek naar het ware, het goede, het schone, wie doet dat nog in deze tijd? Otten zegt: ‘waarom zou je het eigenlijk niet doen?’


Ds. Corinne Groenendijk